De duikkaart van Salomon van der Kar

Dit verhaal is geschreven door een beppesizzer van Grietje Boersma-Boelsma, wonende aan de Skatting in Heeg: L. Boersma geb. in mei 1946, zoon van Hielke Boersma. Hielke Boersma (geb. 1916) was de zoon van Grietje Boersma-Boelsma.

"In Heeg, in de zuidwesthoek van Friesland woonde in de oorlog mevrouw Grietje Boersma-Boelsma. Zij was weduwe en had één zoon, Hielke Boersma. Die zoon zei tegen zijn moeder: “U hebt ruimte genoeg, en zou best een paar onderduikers kunnen herbergen.” En zo is het ook gebeurd. In 1942 (beppe was toen 69 jaar oud) kwam een Joods echtpaar bij Beppe Grietje “logeren”. Dat echtpaar kwam uit Amsterdam. Hun namen waren Salomon van de Kar en Frederica Mock, en hun namen werden uit veiligheidsoverwegingen veranderd in: Gysbert Kersten en Frederica Moens. Hij was in Amsterdam diamantslijper.

Ze zijn ongeveer drie jaar bij beppe Grietje ondergedoken geweest. Het was een goede tijd, alhoewel soms ook spannend. Beppe had ook een kamertje aan de achterkant van haar huis. In het plafond zat een geheim luik, en door dat luik was onder een scheef afdak een geheime schuilplaats, waar ze soms in moesten bij gevaar. Er zaten soms 5 personen in die schuilplaats heeft Beppe mij verteld. Maar gelukkig is het altijd goed gegaan, en zijn de onderduikers nooit ontdekt. Na de oorlog ben ikzelf als kind nog een keer in die schuilplaats geweest, het was een nauwe kleine plaats, waarvan ik me niet kon voorstellen dat er vijf mensen in konden.

In Heeg woonde toen oude bakker Yme Ypma. Hij was betrouwbaar en hij zorgde ervoor dat Salomon van de Kar alias Gysbert Kersten af en toe nieuwe overhemden kreeg. Ook kreeg beppe via de ondergrondse extra bonkaarten om eten voor haar “gasten” te kopen. Want Beppe woonde maar alleen, en met alleen haar eigen bonkaarten kon zij geen drie monden vullen.

Achter haar huis had beppe een “bleek”, dat is een stukje gras van zo'n 6 bij 4 meter met daaromheen een heg, waar de onderduikers bij mooi weer beschermd buiten konden zitten. Achter die “bleek” was een sloot, en daarachter was weiland. Door dat weiland kon je achterom bij bakker Ypma komen. Zo is mevr Frederica Mock alias Frederica Moens een keer in die sloot gevallen, toen ze achterom een pakje boter bij bakker Ypma had gehaald. Ook ging Salomon van de Kar alias Gysbert Kersten in het geheim bij bakker Ypma naar de radio luisteren.
Zo hebben ze gezamenlijk het einde van de oorlog meegemaakt, en had beppe Grietje twee mensen van een wisse dood gered. In mei 1946 heeft het echtpaar van de Kar nog een dochter gekregen.
Beppe Grietje Boersma-Boelsma woonde recht tegenover de gereformeerde kerk aan de Schatting in Heeg.

Na de oorlog heeft het echtpaar van de Kar elk jaar beppe vanuit Amsterdam opgezocht. Ze noemden beppe hun “Mem”. Iedere keer namen ze dan één of ander cadeau voor Beppe mee. Toen Beppe overleed in 1962, bleef de familie van de Kar doorgaan met hun bezoeken aan Friesland, maar nu zochten ze mijn vader op. En zodoende speelde ik als kind wel eens met de dochter van de familie van der Kar, die net zo oud was als ik.

Nog steeds (2017) is het contact gebleven. Want nu hebben mijn vrouw en ik nog jaarlijks contact met de dochter van de familie van der Kar, en haar man. De dochter van de familie van der Kar heeft na de oorlog alle paperassen, bonkaarten en een jodenster aan het Joods museum in Amsterdam geschonken. Daarbij zat onder andere een briefkaart, die door de moeder van Frederica Mock uit de trein is gegooid, op weg naar Sobibor. Bijzonder dat zo'n briefkaart nadien toch weer bij de familie terechtgekomen is.

We zijn dankbaar dat beppe in de oorlog haar steentje heeft kunnen bijdragen om een Joods echtpaar te redden. Ik wilde dit verhaal achterlaten als eerbetoon aan mijn beppe. Ik kan me nu nog dingen herinneren, straks is er niemand meer die wat kan vertellen. En het is goed dat deze dingen bekend zijn, opdat ze niet weer gebeuren!"

Bronnen:
Verhalen van mevr Grietje Boersma-Boelsma.
Verhalen van zoon Hielke Boersma.
Verhalen van dochter Joods echtpaar.