Afgelopen week bracht Peter van Gelderen een bezoek aan zijn oude onderduikadres. Hier bekijkt hij de toegang tot de loze ruimte boven de voordeur. De huidige bewoner zorgt met zijn digitale lichtbron voor licht in de donkere ruimte. Foto: Niels Westra

Voor Peter van Gelderen uit Leeuwarden was 14 september 1943 een cruciale datum in zijn onderduikgeschiedenis. Op die dag werd hij namelijk achttien jaar. Dat betekende automatisch dat hij een oproep kreeg om toe te treden tot de Nederlandse Arbeidsdienst. Voor deze NAD was een jaar daarvoor een ongewapende dienstplicht van een half jaar verplicht gesteld. De organisatie stond echter geheel ten dienste van de bezettende macht. De animo om aan de oproep gehoor te geven was dan ook niet groot, ook bij Peter van Gelderen niet. In diezelfde periode vergrootte de bezetter ook de druk op bedrijven om jongens en mannen van 18 tot en met 45 jaar te leveren voor tewerkstelling in de Duitse industrie.

Peter werkte op dat moment in de bakkerij van de Coöperatie Excelsior in Grou. Deze was gevestigd in de Paviljoenstraat. ‘In het begin - ik werkte er vanaf begin 1942 - ging ik dagelijks met de trein naar Grou. Daarna kwam ik in de kost bij de chef van de bakkerij, een zekere Hielkema en nog weer later bij de familie Bouma, die er een groentezaak had. Naast het werk ging ik naar de Bakkersvakschool in Leeuwarden. Na een tweejarige cursus behaalde ik op 6 april 1943 het diploma Vakbekwaamheid Broodbakker.

Toen die oproep voor de Arbeidsdienst kwam heb ik dat eerst thuis besproken. Mijn ouders waren links georiënteerd. Mijn vader was voor de oorlog lid geweest van de Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij, de RSAP. Van nazi-Duitsland moest hij dan ook niets hebben. Aanmelden bij de NAD heb ik dan ook niet gedaan.

Ik besloot om eerst gewoon in Grou te blijven werken. Toen de jacht op onderduikers steeds feller en ook in Grou merkbaar werd ben ik terug naar Leeuwarden gegaan. Dat was in de zomer van 1944. Mijn ouders woonden destijds in de Veulenstraat op nummer 16.

Ook mijn twee oudere zusters An en Griet en mijn jongere broer Karel woonden er. De verloofde van mijn oudere zuster - Rein - kwam bij ons inwonen daar hij vanwege zijn leeftijd ook moest onderduiken.

Nu begon ook voor mij het echte onderduiken. Op het eerste gezicht lijkt het misschien dat het niet zo spannend is geweest. Overdag deden we niet zo veel. Waar mogelijk hielpen we Ma, bv. met aardappels schillen. ’s Avonds, als we dachten dat het kon, kwamen we als onderduikers wel even buiten. In de Veulenstraat alleen al zaten zo’n twintig onderduikers!

Op de achtergrond het luik waar Peter van Gelderen door kroop om op zijn veilige onderduikplaats te komen. Foto: Niels Westra.

Het leven mocht dan zo z’n gangetje gaan, toch leefden we in voortdurende spanning. Die werd veroorzaakt door de razzia's in Leeuwaren die met een luchtalarm werden aangekondigd en waarbij de Duitsers door de straten reden met de opdracht dat alle mannelijke inwoners 18/45 zich op het Zaailand moesten melden. Daarnaast waren er de vele geruchten, geruchten over een ophanden zijnde razzia, arrestaties, over het verloop van de oorlog enz. Die geruchten gaven ons soms hoop, maar vaker zorgden ze voor onrust en angst.

Bij huiszoekingen tijdens de razzia's verscholen Rein en ik ons in de schuilplaats die vader op één van de slaapkamers had gemaakt. We konden door een luik kruipen en ons onzichtbaar in een loze ruimte boven de voordeur verbergen. Het waren spannende momenten wanneer de Duitse soldaten bij ons naar boven liepen. Mijn jongere broer Karel liep achter de Duitsers en kan zich nog goed herinneren hoe ze tekeer gingen bij het overhoop halen van de kasten. Gelukkig hebben ze ons nooit gevonden.

Ik ben nooit zó blij geweest als toen Leeuwarden op 15 april 1945 werd bevrijd. Een groot feest brak los, dagen werd er gedanst op de Nieuwestad. Ik zal die periode nooit vergeten.

Ik pakte daarna mijn werk in de bakkerij weer op tot ik een jaar later opnieuw een oproep kreeg. Ik moest me als dienstplichtig militair melden in de kazerne in Assen voor inzet in Nederlands-Indië. Mijn vader stelde me de vraag: ‘Peter, zul jij wel gaan?’ Ik antwoordde: ‘Pa, ik heb me twee jaar voor de Duitsers schuil moeten houden, ik wil niet als dienstweigeraar nog eens drie jaar de cel in’. De Indië-tijd van drie jaar (1946-1949) heeft me nog meer aangegrepen dan mijn onderduiktijd, maar dat is een ander verhaal’.

Op 11 september ging Peter van Gelderen samen met zijn zoon terug naar zijn oude schuilplaats in het huis aan de Veulenstraat. De Leeuwarder Courant schreef er een verhaal over (LC 16-09-2017).