'Omke' Klaas Vellinga en 'Beppe' Pietje Heddema-Bos

Daags na een uitwedstrijd voor de Europa Cup zagen de vedetten van Ajax het vaak al aan hem. ,,Zo Salo, blij dat je weer naar huis mag, zeker?’’ Dat was zo. Salo Muller, tussen 1959 en 1972 verzorger en masseur van Ajax, had er een hekel aan om zijn woonplaats Amsterdam achter zich te moeten laten. Altijd was er onrust, paniek. Dan lag hij klaarwakker in een hotelkamer in Lissabon, Istanbul of Madrid, waarheen het lot Ajax ook maar had gebracht.

,,Op de dag dat we weer naar huis gingen, was ik opeens in een geweldige bui.’’

Hij liep er niet mee te koop, dat deed je niet in die tijd. Maar de Tweede Wereldoorlog, waarin hij als Joods jongetje tussen zijn zesde en negende van het ene naar het andere onderduikadres moest verkassen, was er altijd. Eerst verbleef hij op twee schuiladressen in Amsterdam, vervolgens in Amersfoort en van daaruit werd hij naar Koog aan de Zaan en Zaandijk gesmokkeld. Om tenslotte in Friesland te belanden, in Ureterp. Daar zat hij tot het einde van de oorlog op drie verschillende onderduikadressen.

,,Steeds maar weer ergens weg moeten, afscheid nemen van mensen die je als je ouders ging zien. Ik heb er een extreme verlatingsangst aan overgehouden. In mijn Ajax-periode bestreed ik dat met pillen. Ik leed aan allerlei kwalen, ook denkbeeldige: astma, maagpijnen, hartkloppingen. En nu nog zijn er de zenuwen. In de bioscoop moet ik aan de zijkant zitten, in het vliegtuig wil ik bij het gangpad. Ik moet zogenaamd altijd weg kunnen. En altijd bang , ook als het om mijn kleinkinderen gaat. Ik ben altijd bezorgd dat hen iets overkomt.’’

Lucky Ajax

Het is hem niet aan te zien. Op zijn 77ste is Salo Muller de vrolijkheid zelve. Een joviale, vriendelijke man in Amsterdam-Zuid, die midden in het leven staat. Buitengewoon lid van ‘Lucky Ajax’, een select gezelschap dat eigenlijk alleen bedoeld is voor oud-spelers die minstens honderd wedstrijden voor de club hebben gespeeld. Muller, in zijn tijd de beroemdste verzorger van Nederland en met zijn gitzwarte haar en Buddy Hollybril een opvallende verschijning langs de lijn, is gevraagd. Door zijn vriend Piet Keizer, Ajax’ legendarische linksbuiten. Een peoples person noemt hij zichzelf, een mensenmens. Iemand die stemmingen van anderen feilloos aanvoelt en goed kan luisteren, iets wat hem als verzorger altijd goed van pas kwam. En emotioneel.

,,Enorm emotioneel. Iets kan me vreselijk pakken. Dan lopen de tranen over mijn wangen. Maar ik ben ook een opgewonden standje, ik laat me niks meer zeggen. Dat krijg je als je je als kind altijd zo klein mogelijk hebt moeten houden.’’

Salo Muller nam na zijn werkzame leven als fysiotherapeut de pen ter hand. Vorige maand verscheen zijn eerste roman, ‘De foto’. De hoofdpersoon, een Joodse Amsterdammer, kan niet loskomen van zijn pijnlijke oorlogsherinneringen en herbeleeft die periode voortdurend. 60 procent van het boek is verzonnen, zegt Muller, 40 procent autobiografisch.

,,In de oorlog was ik een kind. Ik heb altijd gedacht: wat als ik nou achttien was geweest? Had ik dan zo’n Duitse soldaat in elkaar geslagen? Had ik zijn pistool afgepakt en hem doodgeschoten? Het had gekund. Dus dacht ik: eigenlijk moet ik wraak nemen voor wat ze mijn ouders hebben aangedaan. Dat is de basis van mijn roman.’’

Opgewekt: ,,Het boek is ontzettend leuk ontvangen, ik krijg goeie recensies. Iedereen leest het in één ruk uit.’’ Oorlogsherinneringen Een kleine tien jaar geleden beschreef hij zijn persoonlijke oorlogsherinneringen al in het boek

‘Tot vanavond, en lief zijn hoor…’.

Het zijn de exacte woorden die zijn moeder Lena Blitz sprak toen ze haar zoon in 1942 naar school bracht. Diezelfde dag werden zij en haar man, Louis Muller, door de Duitsers opgepakt en met andere Amsterdamse Joden bijeengedreven in de Hollandse Schouwburg. Van daaruit werden ze naar Westerbork getransporteerd, om later in de helse duisternis van Auschwitz en andere vernietigingskampen te verdwijnen. Nog één keer zou Salo zijn ouders zien. Die avond werd ook hij afgeleverd in de Hollandse Schouwburg.

,,Ze stonden op het toneel. Ik had de hand van mijn moeder bijna vast, toen een verpleegster me wegrukte en naar de kindercrèche tegenover de schouwburg bracht. Daar heb ik vier dagen in een bedje gezeten, gillend, schreeuwend en huilend om mijn vader en moeder. Maar waarschijnlijk heeft haar actie mijn leven gered.’’

Pas jaren na de oorlog vernam hij dat zijn ouders al binnen twee maanden waren omgekomen in Auschwitz. De brief van het Rode Kruis heeft hij bewaard. Voor hem begon na hun deportatie een huiveringwekkende zwerftocht langs acht onderduikadressen. Vaak lag verraad op de loer en moest hij plotseling vertrekken, zo ook bij zijn eerste schuiladres in Friesland. Het boerenechtpaar Onne en Anne Heddema in Ureterp ontfermde zich over het Amsterdamse kind en noemde hem Jaap Mulder. Omdat hij zo klein was, werd het ‘Japje’. De kleine Salo (van Salomon, zijn officiële naam) was onmiskenbaar een Joods jongetje; met zijn zwarte haar viel hij erg op in Friesland. Voortaan ging hij door het leven als het Limburgse neefje van de familie.

,,Ik zat dichtbij de Scheiding. Ureterp, Houtigehage, Drachtster-compagnie. Op een dag was ik met Heddema in het winkeltje van Van Wijk. Iemand die daar werkte zei tegen de boer: ‘Ik weet dat jij een lyts Joadsk jonkje onderdak biedt en dat is ’m’.

Hij zei dat hij me zou verraden aan de Duitsers die verderop in het radarstation Trimunt zaten. Toen hebben de boer en de winkelman die jongen met een hooivork doodgestoken. Bloed, toestanden, die jongen gillen; ik zie het nog zo voor me.’’

Klompen

Weer moest Salo verkassen, opnieuw moest hij aan nieuwe mensen wennen. ,,Bij Heddema had ik leren melken. Ik mocht met hynder en wein (hij spreekt het uit als ‘ween’, red.) op pad, kreeg klompen en hielp een beetje mee op het land. Toen ik daar weg moest, kwam ik bij een neef van Heddema terecht, een boer in de buurt van Trimunt.

,,Als de Duitsers eraan kwamen, moest ik snel het land in. Kievitseieren zoeken.’’

Naar school ging hij niet. ’s Nachts moest hij onder de vloer kruipen. Dan werd het vloerkleed opgerold, werden de planken losgehaald en sliep hij tussen de muizen en ratten.

,,Als ik er ’s ochtends uit werd gehaald, zat ik onder de rattenbeten. Ook dat heb ik geaccepteerd. Ik was een braaf jongetje. Als kind voel je waarschijnlijk dat je rustig moet zijn, niet moet vragen en niet moet huilen en schreeuwen.’’

Toen de Duitsers bij een inval jacht maakten op twee andere onderduikers, moest ‘Japje Mulder’ opnieuw verkassen. Zijn laatste onderduikadres werd het piepkleine huisje van de weduwe Pietje Heddema-Bos en haar partner Klaas Vellinga. Hoewel Salo er kampte met astma, eczeem en luis, voelde hij zich thuis bij ‘beppe’ en ‘omke’, zoals hij ze mocht noemen.

,,Ik heb daar een jaar gezeten. Het was er heel klein. Er was geen stromend water of elektriciteit. ‘It húske’ stond vijftien meter verderop. Als er mensen kwamen, moest ik in het kippenhok gaan zitten. Dan moest ik heel stil zijn, anders werden die kippen onrustig. Ik had twee paar klompen, voor zondag en voor doordeweeks . En ik had te eten.’’

Toen de oorlog afgelopen was, kwam zijn tante uit Amsterdam hem ophalen.

,,Van schrik kreeg ik acute geelzucht, ik wilde helemaal niet meer weg uit Ureterp. ‘Ik ben een Fries jongetje!’, riep ik, want ik sprak alleen nog Fries en wist niet eens meer hoe mijn echte naam luidde of wanneer ik jarig was. Ik huilde tranen met tuiten en klampte me vast aan beppe en omke . Toen begon eigenlijk mijn ellende.’’

Onhandelbaar

In Amsterdam doorliep Salo Muller de lagere school zonder grote problemen, maar als puber werd hij opstandig en onhandelbaar.

,,Ik wilde vrij zijn, wilde niet leren. Ik werd hypernerveus, begon te stotteren en mijn astma werd vreselijk. Ik viel enorm af. En ik was brutaal. Niemand deed iets, want in die tijd was de opvatting: ‘de oorlog is afgelopen, dus wat zeur je nou?’ Pas toen professor Groen zich over me ontfermde, de eerste arts die gespecialiseerd was in kinderen met een oorlogstrauma, knapte ik op.’’

Salo Muller wilde arts worden, maar vanwege zijn afgebroken middelbare schoolopleiding kon dat niet. Hij ging ‘heilgymnastiek’ studeren en bleek talent te hebben voor massage. Een leraar nam hem mee naar Ajax en zo begon het. In 2011 vierde hij zijn vijftigjarige jubileum als fysiotherapeut, al staan zijn werkzaamheden de laatste tien jaar op een laag pitje. Tegenwoordig houdt hij lezingen over zijn onderduiktijd, in november spreekt hij weer in Westerbork. In Friesland komt hij nog regelmatig. Hij is goed bevriend met de kleinzoon van ‘beppe’, Rein Heddema uit De Knipe. Dankzij diens getuigenis kon hij vijf jaar geleden bewerkstelligen dat Klaas Vellinga en Pietje Heddema-Bos postuum de Yad Vashem-onderscheiding kregen. Tijdens zijn toespraak kon Muller zijn emoties niet de baas.

,,Als ik aan beppe en omke denk, word ik weemoedig. Het waren hele lieve, warme mensen.’’ Zacht: ,,Ik ben die mensen zo dankbaar.’’

De oorlog zit in hem, diep. Meer dan zestig familieleden keerden niet terug uit de Duitse vernietigingskampen. Nooit ondervond hij zelf de vrolijke drukte van de vooroorlogse familiefoto die de basis werd van zijn gelijknamige roman.

,,Ik had een grote familie. Alles is weg.’’

Thuis is er begrip, liefde. Echtgenote Conny heeft precies dezelfde achtergrond als hij, ook zij verloor haar ouders in een vernietigingskamp. Op 13 oktober zijn ze vijftig jaar getrouwd , samen hebben ze twee kinderen en vijf kleinkinderen. ,,‘Count your blessings’ , zei tante Ju, mijn pleegmoeder, altijd. En zo is het. Tel je zegeningen. Dat heb ik mensen die op mijn behandeltafel over een pijntje lagen te klagen ook altijd voorgehouden. Kijk eens naar wat je wél hebt.

Bron: Leeuwarder Courant, 21 september 2013’

Salo Muller

"De oorlog is er altijd"


U kunt hieronder het verhaal van Salo Muller beluisteren.

Bron: Omrop Fryslân - Buro de Vries