De 21-jarige Frans Douma woont nog bij zijn ouders in Leeuwarden als hij in juni 1943 wordt opgeroepen voor de Arbeidseinsatz. Hij wordt in Kassel, Duitsland, als boekhouder tewerkgesteld bij het filiaal van de fa. A.M. de Vetten, een in Den Haag gevestigde aannemer van bouw- en gewapend betonwerken.

Na twee maanden krijgt Frans een week verlof. Eenmaal in Nederland gaat hij echter niet naar zijn ouderlijk huis in Leeuwarden maar duikt hij onder in Boazum. Bij wie is helaas niet bekend. Na verloop van tijd, vermoedelijk in de loop van 1944, verhuist hij wegens een dreigende vergeldingsactie voor een bij Boazum door het verzet gepleegde aanslag naar een andere onderduikplek. Dat wordt het gezin van Mente Johannes Schuiteboer en Hermine Jantine Boddé in Sneek.

Mente en Hermine wonen met hun zoontje van zes en dochter van twee jaar in de Winsemiusstraat 12 in de Waterpoortstad. Mente heeft een timmerbedrijf in Bolsward. Hij weigert echter om voor de Duitsers te werken en zit in feite ondergedoken in zijn eigen huis. Ook de Joodse Jacob (Jaap) Velleman zit daar dan al ondergedoken. In het huis naast hen wonen twee onderwijzeressen, die op hun beurt twee Joodse mannen onderdak bieden.

Als ze horen van een op handen zijnde razzia verstoppen Mente, Frans en Jaap zich achter een schot op de eerste verdieping. Dit schot is niet te zien doordat de vloerbedekking tegen de schotten omhoog is gelegd.

De beide buurvrouwen zijn zo zenuwachtig vanwege de razzia dat ze bang zijn dat ze hun onderduikers zullen verraden. Ze vragen aan buurvrouw Hermine of de beide mannen ook nog bij haar terecht kunnen. Ze stemt toe en biedt beide mannen een veilige plek onder de vloer. Ze geeft haar zoontje opdracht om op het luik met blokken te gaan spelen en er veel lawaai mee te maken.

Als de Duitsers de woning binnendringen, gaan ze het hele huis door. Terwijl enkelen de bovenverdieping doorzoeken blijft één Duitser beneden. Hermine leidt deze af door hem te wijzen op een landkaart, die ze op de muur hebben hangen - met daarop met spelden aangegeven, waar de geallieerden zijn. Hun zoontje heeft de opdracht goed begrepen door veel kabaal met zijn blokken te maken. Hierdoor worden de mannen onder de vloer niet ontdekt. Ook de zoektocht op de bovenverdieping levert de Duitsers niets op.

Hermine heeft vijf mannen uit handen van de Duitsers weten te houden en wellicht hun leven gered.

Tijdens de onderduikperiode schrijven Frans en zijn ouders brieven aan elkaar. Jelle, de vader van Frans, fietst van Leeuwarden naar Sneek om via via de brieven uit te wisselen. Frans schrijft o.a. dat hij het goed heeft, dat hij niet in gewicht achteruit gaat en dat hij op bestelling verschillende soorten borstels van hout en paardenhaar maakt. Frans heeft ook een hobbelpaard voor de dochter van de familie Schuiteboer gemaakt; waarschijnlijk met hout van Mente.

Na de oorlog wordt in de gezinnen Schuiteboer en Douma niet veel over de oorlog gesproken. Jaren na het overlijden van Frans Douma wordt een kalender voor het jaar 1945 gevonden. Deze was door Frans’ vader voor zijn zoon gemaakt. Deze gebruikte ‘m om elke onderduikdag door te strepen tot … de bevrijding van Sneek op 15 april. ‘Vrij!!’ staat er bij die dag. De oorlog was voorbij.

Met dank aan Jelle en Suzanne Douma, zoon en dochter van Frans Douma.

Reisschema Leeuwarden - Kassel
Plattegrond barak
Aftelkalender Frans Douma.